Het werk van bedrijfsrevisoren wordt nog te vaak geassocieerd met het opsporen van fraude, terwijl fraude een misdrijf is, intentioneel en per se verdoken. De bedrijfsrevisor is echter geen onderzoeksrechter of heeft geen politionele bevoegdheden.
Het enig afdoend antwoord op fraude is dan ook behoorlijk bestuur. Uit de resultaten van de “Openbare raadpleging over de versterking en de handhaving van bedrijfsrapportage” die de Europese Commissie heeft uitgebracht in november 2021, blijkt trouwens dat de respondenten, behoorlijk bestuur als de zwakste schakel van de drie componenten van het ecosysteem (corporate governance, audit en toezicht) beschouwden met een lage of middelmatige doeltreffendheid en efficiëntie in het algemeen. In die zin bleek er ook algemene steun te bestaan voor het versterken, verduidelijken en harmoniseren van de verantwoordelijkheden van de bestuursorganen. Verschillende respondenten adviseerden ook om de taken van het auditcomité uit te breiden om zekerheid te verschaffen over interne controlesystemen of om een intern auditcomité op te richten om zekerheid te verschaffen over interne processen. Over het werk van de auditors werd daarentegen door 80% van de respondenten met tevredenheid gereageerd. Ook het EU-kader voor de wettelijke controle van jaarrekeningen werd in het algemeen als doeltreffend aanschouwd.
Behoorlijk bestuur wordt als de zwakste schakel van de drie componenten van het ecosysteem (corporate governance, audit en toezicht) beschouwd.
Behoorlijk bestuur bestaat uit drie interne verdedigingslinies: het management, het auditcomité en de interne audit. Deze drie niveaus bevinden zich duidelijk binnen de onderneming.
Dit is belangrijk, zowel in het kader van financiële verslaggeving als – in de nabije toekomst – in het kader van duurzaamheidsrapportering. Ondernemingen moeten eerst het kernproces van hun activiteiten aanpassen om daadwerkelijk maatschappelijk verantwoord bezig te zijn. Meer transparantie, meer standaardisering en meer betrouwbaarheid voor de stakeholders leiden vandaag tot betrouwbare cijfers en morgen tot minder greenwashing. Daar is het ons uiteindelijk om te doen. In het kader van de betrouwbaarheid van de duurzaamheidsrapporten kan er trouwens steeds gerekend worden op de deskundigheid van de bedrijfsrevisoren. De bedrijfsrevisor is inderdaad goed geplaatst om de assurance/controle-opdracht met betrekking tot duurzaamheidsinformatie uit te voeren en belanghebbenden in te lichten, aangezien hij/zij het beste inzicht heeft in de band tussen de financiële en de niet-financiële informatie, een gedetailleerde kennis heeft van de onderneming, over de nodige technische vaardigheden en een vakkundig oordeel beschikt om dergelijke ecologische, sociale en governance–audits uit te voeren. Dit alles gebeurt met een garantie op onafhankelijkheid en kwaliteit.
Evenwel, moet er in deze context niet worden vergeten dat de ‘ruime controlebevoegdheid’ van de bedrijfsrevisor ook grenzen kent. Wanneer het management informatie achter houdt of verkeerdelijk voorstelt, is dat niet eenvoudig om te detecteren en nog minder via steekproeven die per definitie niet allesomvattend zijn.
Het controleverslag is bijgevolg geen vrijgeleide naar onschuld. Het is een oordeel van een onafhankelijke deskundige gesteund op werkzaamheden uitgevoerd volgens de regels van de kunst. De internationale controlestandaard ISA 240 schrijft voor dat de bedrijfsrevisor de mogelijkheid tot het bestaan van fraude dient mee te nemen in zijn risico-inschattingswerkzaamheden, en derhalve in zijn controleaanpak zonder dat het een doel op zich wordt.
Het controleverslag is geen vrijgeleide naar onschuld.
Hierbij is het nuttig te preciseren dat de bedrijfsrevisor onderworpen is aan de antiwitwaswetgeving en melding dient te maken bij de CFI als er een vermoeden van fraude is. Het is goed om weten dat de bedrijfsrevisor het strengst van alle 32 onderworpen beroepen wordt gesanctioneerd op inbreuken in dit kader. Dit werd trouwens bevestigd door het grondwettelijk hof omwille van het maatschappelijk belang van zijn opdracht.
Tot slot, zou ik willen stellen dat het al te eenvoudig is om de fraude, of althans het niet detecteren ervan, ten laste te leggen van de bedrijfsrevisor wanneer de interne checks en balances binnen de onderneming niet werken waardoor er nauwelijks sprake kan zijn van behoorlijk bestuur. . Het feit dat de fraude in de eerste plaats de verantwoordelijkheid is van de bestuursorganen werd trouwens bevestigd gedurende een paneldiscussie die plaats vond tijdens de dag van het revisoraat in 2022 rond het thema “De bedrijfsrevisor, een onmisbare vertrouwenspartner”. Dit standpunt wordt eveneens ruimschoots gedeeld op Europees niveau.
Patrick Van Impe, voorzitter IBR
Patrick Van Impe is voorzitter van het Instituut van de Bedrijfsrevisoren (IBR) , managing partner van het multidisciplinaire kantoor HLB Belgium en gastdocent aan de KU Leuven.